Bont dikkopje

CARTEROCEPHALUS PALAEMON

Vliegtijd en gedrag
Half mei-half juni in één generatie. De mannetjes zijn snelle vliegers en vertonen territoriaal gedrag vanaf een tak of een hoge grasspriet. De vlinders voeden zich met nectar van onder andere braam en echte koekoeksbloem.
Vlinders zijn waargenomen tussen 27 april en 11 augustus.

Levenscyclus
Rups: half juni-begin mei. De soort overwintert als volgroeide rups tussen samengesponnen grasbladeren. In het voorjaar vindt, na een zonnebad van een dag of tien, de verpopping plaats. Het kenmerkende vraatspoor van de rups bestaat uit twee schuin tegenover elkaar liggende halfronde gaten aan weerszijden van een grasspriet. De eieren worden afzonderlijk afgezet op de waardplant.

Ei-afzet
De eitjes van het bont dikkopje worden afzonderlijk afgezet op de bovenkam van jonge bladeren van pijpenstrootje of hennegras. Vroeger leefde de soort in Zuid-Limburg op boskortsteel, misschien ook op gevinde kortsteel. Voordat het vrouwtje de eitjes afzet, voedt zij zich met nectar van kruiden op bloemrijke en beschutte plaatsen.

Rups en verpopping
Direct na uitkomen spint de rups een kokertje van een grasspriet, waarin hij zich overdag verbergt. ’s Nachts verlaat hij zijn koker om te eten. Als het blad rondom dit kokertje grotendeels is opgegeten, zoekt hij een andere stengel en spint opnieuw een schuilplaats. Rupsen eten alleen de groene bladeren. Ze groeien traag en zijn afhankelijk van een lange en aanhoudende groei van de waardplant. In het najaar leven de grotere rupsen vrij op de plant. Dan maken zij aan weerszijden van een grasspriet een inkeping, waardoor de plant geen voedingsstoffen meer naar de wortels kan verplaatsen en het voedselgehalte in de bladeren hoog blijft. Hierdoor komt het dat planten waarop rupsen leven aan het einde van het seizoen nog groen en voedselrijk zijn en onbezette planten helemaal verdord. Om te overwinteren spint de rups een stevig kokervormig hibernaculum van meerdere grasbladeren en verkleurt dan van lichtgroen naar lichtbruin, wat overeen komt met de verkleuring van het gras. Aan het begin van de lente verlaat hij zijn hibernaculum, en duurt het nog één à twee weken voordat hij zich verpopt. In deze periode zont de rups veel. Het blijkt dat rupsen die weinig zon hebben gehad dicht bij de grond verpoppen, terwijl rupsen die meer zonnewarmte hebben ontvangen dit aan de bovenkant van een oud blad doen.

Vlinders
De vlinders voeden zich met nectar van verschillende planten, vooral braam en echte koekoeksbloem. Mannetjes verdedigen een territorium, meestal een beschutte, zonnige ruigte met enkele struiken. Vaak zit het mannetje op een hoge grasspriet of tak. Wanneer een ander mannetje het territorium binnenvliegt, verjaagt hij die met een spiraalvlucht, waarbij de vlinders wel 25 tot 30 meter ver kunnen vliegen. Meestal keert de territoriumbezitter daarna terug. Mannetjes zijn actieve vliegers en maken veel snelle en korte vluchten om een paringsbereid vrouwtje te vinden. Het aantal vlinders op de vliegplaatsen is hoog, circa 40 per hectare.

Waardplanten
Vooral pijpenstrootje, hennegras en kortsteel spp.

Habitat
Vochtige, grazige vegetaties langs bosranden en bospaden. Het bont dikkopje leeft op de overgang van vochtige graslanden naar vochtige bossen, zoals open plekken en brede bospaden in elzenbroekbossen, langs sloten grenzend aan bossen of houtwallen en bij vennen aan de rand van struweelrijke heide. De biotoop is vrij zonnig maar beschut en meestal kleiner dan een hectare. In het algemeen worden waardplanten gebruikt die tot een meter uit de bosrand staan of op een open en vrij vochtige, grazige en schaduwrijke plaats in het bos groeien. Omdat de rups zo lang op de waardplant aanwezig is, dient een deel van de grazige vegetatie in de winter te blijven overstaan. Ook mogen de planten niet te vroeg verdorren, bijvoorbeeld door verdroging.Vroeger leefde het bont dikkopje, net als nu nog in delen van België, in kalkgraslanden nabij bosranden.

 

Bron: www.vlinderstichting.nl