Gehakkelde aurelia

Polygonia c-album

Dagvlinder

Vliegtijd en gedrag
Maart-oktober in twee elkaar overlappende generaties. De vlinders voeden zich met nectar van verschillende planten en drinken ook van plassen of mest; in het najaar zijn ze geregeld aan te treffen op rottend fruit.

De uiterste data waarop een vlinder is waargenomen zijn 10 januari en 15 december.

Levenscyclus
Rups: begin mei-oktober. De rupsen leven op de bovenkant van de bladeren, waar ze niet opvallen omdat ze net een vogelpoepje lijken. De verpopping vindt plaats in de vegetatie, op of in de buurt van de waardplant. De soort overwintert als vlinder vlak bij de grond, bijvoorbeeld aan de onderkant van boomwortels, in een holle boom of tussen takkenbossen of afgevallen bladeren; zelden in gebouwen. De eieren worden afgezet op een bladrand van de waardplant.

ei-afzet
Het vrouwtje heeft bij het afzetten van de eitjes een voorkeur voor planten die groeien op halfbeschaduwde, vochtige plaatsen in de beschutting van struweel of bos. Ze zet de eitjes afzonderlijk of per twee af op de bladrand.

rups en verpopping
De verpopping vindt meestal laag in de vegetatie plaats op of in de buurt van de waardplant.

vlinders
De vlinders overwinteren vlakbij de grond, bijvoorbeeld aan de onderkant van boomwortels, in een holle boom, tussen takkenbossen, stapels hout of afgevallen bladeren, zelden in kelders of schuren.
Ze voeden zich onder andere met nectar van sleedoorn en bloeiende wilgen, later in het seizoen komen daar soorten als akkerdistel, braam en koninginnenkruid bij. Ook worden ze wel eens drinkend bij plassen of mest waargenomen en in het najaar zitten ze graag op rottend fruit.
De dichtheid is vrij hoog, zo´n 8 tot 20 individuen per hectare. Het mannetje verdedigt een territorium vanaf één of een aantal zonnige, luwe plaatsen op de grond of tot drie meter hoogte in een struik of boom. Indringers worden verjaagd door deze te achtervolgen in een spiraalsgewijze vlucht. Een ander mannetje dat later hetzelfde territorium bezet, gebruikt vaak dezelfde uitzichtpunten. Het territorium is klein, gemiddeld zo´n 12 m2. Ongeveer de helft van de mannetjes houdt ook wel eens patrouillevluchten.

Waardplanten
Vooral grote brandnetel; ook hop, ruwe iep, ribes, boswilg en hazelaar.

Habitat
Bosranden, open plekken in het bos, parken en tuinen.

De vlinders vliegen vooral op luwe, zonnige, vrij vochtige plaatsen nabij ruigten. De soort vindt daar geschikte nectarplanten maar bezet er ook territoria. De hoogste dichtheden worden gevonden in droge graslanden, maar dit betreffen vermoedelijk nectar zoekende individuen; droog grasland is doorgaans een ongeschikt leefgebied voor de rupsen.

Bron: https://www.vlinderstichting.nl/