Elzenhaantje

Het elzenhaantje komt in ons land algemeen voor in koele tot natte bossen. Het leeft van de bladeren van elzen, soms op wilgen, hazelaars, haagbeuken, linden en enkele andere loofboomsoorten.
De kever kan overlast veroorzaken wanneer ze in grote aantallen voorkomen.

Uiterlijk
Het elzenhaantje is een kevertje van zo’n 6-8 mm lang, met een gewelfd, eivormig lichaam. Het is metaalblauw, soms zwart van kleur en heeft zwarte poten en antennes.
De eitjes hebben een oranjegele kleur, de larven zijn zwart.

Ontwikkeling en leefwijze
Kevers ondergaan een volledige gedaanteverwisseling. Dit wil zeggen dat de ontwikkeling 4 stadia kent: ei–larve–pop–adult.
De kevers, die hebben overwinterd, beginnen in het voorjaar met vreterij aan de bladeren van elzen. In mei en juni worden de eitjes in hoopjes op de onderzijde van bladeren afgezet. De larven komen na ca. 14 dagen uit en doen zich tegoed aan de bladeren; aanvankelijk in grote aantallen bijeen, later ieder afzonderlijk. Eerst wordt de opperhuid van de bladeren weggevreten (venster-vreterij), vervolgens worden de bladeren door oudere larven geskeletteerd. Enkel de bladnerven blijven over.
Omstreeks juli vindt de verpopping in de grond plaats. Twee tot drie weken later komen de kevers tevoorschijn. Na een korte periode van vreterij (ze eten gaten in bladeren) houden ze een diapauze tot de herfst, waarna ze overwinteren onder afgevallen blad en mos.