Aardhommel

Herkenning
De Aardhommel is kort en gelijkmatig zwart behaard met een gele band achter de kop en een tweede gele band op het tweede achterlijfssegment. De laatste twee achterlijfssegmenten zijn wit. Het kleurpatroon is gelijk aan de andere soorten van de aardhommel-groep. Kenmerken zoals de breedte en kleur van de kraag zijn niet betrouwbaar genoeg om de aardhommel van de andere soorten van de aardhommel-groep te onderscheiden. Voor een zekere determinatie van koninginnen (bij werksters is dit niet mogelijk) is het nodig om met een stereomicroscoop de bestippeling van het ocellaire veld en de achterrand van tergiet 2 te bekijken. Het ocellaire veld is het gebied tussen facetoog en zijocel. Bij de aardhommel bevindt zich een groepje van fijne puntjes in het verder ongepuncteerde gladde deel van het ocellaire veld. Deze puntjes zijn afwezig bij de andere soorten van de aardhommel-groep. Daarnaast is bij de aardhommel tergiet 2 in het midden direct voor achterrand minder dicht gepuncteerd met kleinere en ondiepere punten en glad en glanzend tussen de punctering. Bij de overige soorten van de aardhommel-groep is tergiet 2 in het midden direct voor achterrand dichter gepuncteerd met grotere en diepere punten en met microsculptuur tussen de punctering.
Mannetjes Aardhommel hebben vaak een geheel zwart gekleurde kop. Zij zijn nagenoeg niet te onderscheiden van de Wilgenhommel ( Bombus cryptarum ).

De verschillende soorten uit de zogenaamde ‘Aardhommel-groep’ zijn moeilijk uit elkaar te houden en verwarring tussen de soorten onderling is dus reëel. Het gaat hierbij om Aardhommel, Veldhommel ( Bombus lucorum ), Grote veldhommel ( Bombus magnus ), en Wilgenhommel ( Bombus cryptarum ). De laatste twee soorten zijn echter heel wat zeldzamer dan de Aardhommel en kunnen we vooral in natuurgebieden met schraalgraslanden

Biologie
Nesten worden vaak gemaakt in oude muizennesten of mollengangen en kunnen wel tot 1,5 meter diep liggen. De koningin paart met slechts één mannelijke Aardhommel. Aardhommelkolonies worden ook gekweekt als bestuivers voor groente en fruit in kassen. Deze hommelsoort wordt geparasiteerd door de Grote koekoekshommel ( Bombus vestalis ).

Drachtplanten
Deze soort is sterk polylectisch en verzamelt stuifmeel van verschillende plantensoorten uit diverse plantenfamilies. Aardhommels hebben in verhouding een vrij korte tong (gemiddeld 6,7mm). Bloemen, waar de nectar diep in de bloem verscholen zit, worden dan ook niet bezocht door Aardhommels.

Vliegtijd
Deze soort vliegt van begin maart tot half oktober

Grootte
Koninginnen 22-28 mm, vrouwtjes 11-17 mm, mannetjes 13-16 mm

Verspreiding
Deze soort komt verspreid over geheel Nederland en Vlaanderen voor en wordt in allerlei biotopen aangetroffen, ook in een stedelijke omgeving.

Bron: waarneming.nl