Bloedrode heidelibel

korenbouten. Zeer algemeen. Algemeenste heidelibel en een van de algemeenste libellen van Nederland.

Kenmerken
34-39 mm. Poten geheel zwart. In de basis van de vleugels zit een kleine gele vlek: duidelijk kleiner dan bij de geelvlekheidelibel, maar groter dan bij de bruinrode en steenrode heidelibel. Mannetje: achterlijf met duidelijke knotsvormige verbreding aan het uiteinde. Achterlijf in zijaanzicht met zwarte streepjes, soms met elkaar verbonden. Uitgekleurde mannetjes hebben een bloedrood achterlijf, een vrij egaal roodbruin borststuk, roodbruine ogen, een rood gezicht en roodbruine pterostigma’s. Jonge mannetjes zien eruit als vrouwtjes. Vrouwtje: achterlijf en voorhoofd geel, later bruin. Achterlijf in zijaanzicht met zwarte streepjes, die soms een zwarte lijn vormen. Bij oude vrouwtjes raakt de onderkant van het achterlijf grijs bestoven. Pterostigma’s bruin.

De vorm van de hamulus (mannetjes) en legschede (vrouwtjes) kan uitsluitsel geven bij het determineren van heidelibellen. Het dier moet hiervoor echter worden gevangen en met een loep worden bekeken.

Levenscyclus
Normaal gesproken overwinteren de eitjes en komen de jonge larfjes in het voorjaar tevoorschijn. Er zijn echter ook aanwijzingen dat eitjes die vroeg in de zomer (en direct in het water?) gelegd worden nog voor de winter uitkomen. In dat geval overwinteren de larven. In beide gevallen duurt de levenscyclus een jaar. Uitsluipen gebeurt van eind mei tot begin september, maar vooral in juli en augustus.

De larvenhuidjes zijn tot maximaal enkele decimeters hoogte in de oevervegetatie te vinden.

De eieren zijn bijna cirkelrond (0,67 x 0,61 of 0,55 mm), eerst geelwit, dan oranjebruin en karmijnrood tot zwart. Ze hebben ook een gel-omhulsel.

Leefomgeving van de larve tussen waterplanten en wortels van oeverplanten die in het water hangen.

Biotoop
De bloedrode heidelibel komt met name voor bij wateren met een verlandingszone. Deze zijn doorgaans matig tot zeer voedselrijk. Typische biotopen zijn dichtgroeiende sloten, moerassen, vijvers, verrijkte vennen en rijkbegroeide plassen. De soort tolereert enigszins brakke omstandigheden (Merritt et al. 1996). Imago’s zwerven veel en worden overal aangetroffen, vooral op beschutte, zonnige plekken zoals langs houtwallen en bosschages.

Bron: www.vlinderstichting.nl/libellen/overzicht-libellen/details-libel/bloedrode-heidelibel