Houtpantserjuffer

Juffers. Zeer algemeen.

Kenmerken
39-48 mm. De langste pantserjuffer. Lichaam geheel metaalgroen. Achterhoofd geheel donker. Zijkant van het borststuk is kenmerkend getekend: vanuit de metaalgroene bovenzijde loopt een puntige uitstulping in de lichte onderzijde (het zogenaamde ‘schiereilandje’). Pterostigma’s effen geel gekleurd, lichter dan bij ander pantserjuffers (voor dit kenmerk uitgekleurde dieren bekijken). Mannetjes: geen blauwgrijze berijping op het achterlijf (uitgekleurde dieren bekijken). Vrouwtje: grove tanden op het legapparaat.

Mannetje: bovenste achterlijfsaanhangsels licht gekleurd. Onderste achterlijfsaanhangsels kort en recht.

Uiterlijk van de larve
Lengte 23-29 mm, waarvan procten 7-9 mm.

Levenscyclus
De overwintering gebeurt als ei. De eieren komen in het voorjaar uit, waarna de larvale fase twee tot drie maanden in beslag neemt. De larven sluipen uit van eind juni tot in oktober.

Larvenhuidjes zijn te vinden op waterplanten in de oeverzone van de voortplantingswateren, enkele decimeters tot enkele meters hoog.
Eitjes worden afgezet onder de bast van houtige takken die over (of vlakbij) het water hangen. De boom of struik reageert hierop met licht galvorming. Hierdoor zijn gebruikte takken te herkennen aan een dubbel spoor van bobbeltjes, waaronder de eitjes zich bevinden.
Leefomgeving van de larve
In de oeverzone, tussen water- en oeverplanten, maar ook op bodem tussen dood organisch materiaal.

Habitat
Allerlei stilstaande en traag stromende wateren. Voorwaarde is dat er struiken of bomen langs de waterkant aanwezig zijn. Ook veel bij vijvers in bebouwde omgeving (tuinen, parken, enz.), waardoor de soort als cultuurvolger is aan te merken.

Bron:  www.vlinderstichting.nl/libellen/overzicht-libellen/details-libel/houtpantserjuffer