Vuurlibel

Korenbouten. Vrij algemeen

Kenmerken
36-45 mm. Vrij breed gebouwde libel, met oranje vlek in de basis van de achtervleugels. Pterostigma’s groot en geel met zwarte randaders. Mannetje: na het uitsluipen bruingeel, met lichte schouderstrepen, lichte streep over het midden van de borststukrug en meestal een dunne zwarte lijn over het midden van het achterlijf. Uitgekleurde mannetjes zijn echter grotendeels dieprood gekleurd. Gezicht, borststuk, poten, achterlijf en voorste vleugeladers: alles is rood. Ogen donkerrood met blauwe onderzijde. Vrouwtje: als jong mannetje, niet rood verkleurend. Oude vrouwtjes worden flets bruin.

Uiterlijk van de larve
Lengte 17 – 19 mm.
Vrij kleine korenbout met een kort en vrij breed achterlijf. Het heeft een orte zijdoorn op segment 9. Onder een goede vergroting is te zien dat de achterrand van de segmenten 8 en 9 op de buikplaat (sterniet) is voorzien van een rij borstelharen. Ook is dan te zien dat het op de grote buikplaat meer dan 5 borstelharen heeft.

Levenscyclus
De larven overwinteren een keer. Ze zijn waarschijnlijk bestand tegen een periode van uitdroging. Uitsluipen gebeurt van begin mei tot begin augustus.

De larvehuidjes zijn meestal tot ongeveer een halve meter hoogte in de oevervegetatie te vinden.

Het ei is klein, 0,5 x 0,4 mm, rond ovaal van vorm met een klein uitsteeksel op de micropyle; de kleur is bleekgeel. De ei-ontwikkeling verloopt in 9 tot 10 weken.

Leefomgeving van de larve
De larven leven op de bodem of tussen waterplanten.

Habitat
Allerlei stilstaande, zonnige wateren: plassen, vennen, poelen en sloten. Zowel kale als sterk begroeide watertypen worden door de vuurlibel benut.

Bron: www.vlinderstichting.nl/libellen/overzicht-libellen/details-libel/vuurlibel