Azuurwaterjuffer

Juffer. Zeer algemeen op de zandgronden en in de duinen.

Kenmerken
33-35 mm. Slanke waterjuffers. Mannetje: lichter en uitgebreider blauw dan andere waterjuffers. Op segment twee staat doorgaans een U-vormige zwarte tekening, die niet is verbonden met de achterrand. De zwarte stukjes op segmenten 3, 4, en 5 (bovenaanzicht) zijn zeer kort, ongeveer een vijfde van de segmentlengte. Hierdoor komt het middengedeelte van het achterlijf zeer blauw over, met een regelmatig patroon van zwarte vlekjes. Segment 6 voor ca. de helft zwart, segment 7 vrijwel geheel. Segmenten 8 en 9 grotendeels blauw. Aan de zijkant van het achterlijf lopen de zwarte vlekken uit in een smalle streep richting de voorrand van de segmenten. Schouderstrepen normaal ontwikkeld. Vrouwtje: lichte delen groen tot blauw. Meestal met (vrijwel) geheel donkere achterlijfsrug. Er bestaat ook een vorm met blauwe vlekken op segmenten 2 tot en met 5.

Mannetje: achterrand halsschild golvend, met breed afgerond middendeel. Vrouwtje: achterrand van het halsschild accoladevormig, zonder duidelijke uitstulping in het midden.

Levenscyclus
De larven overwinteren een of twee keer. Uitsluipen gebeurt in een relatief lange periode: van begin mei tot in augustus, met een piek in juni en juli. Larvenhuidjes tot enkele decimeters hoog op planten in de oever of op stengels van emerse vegetatie. Leefomgeving van de larve tussen waterplanten en op de bodem.

Biotoop
De azuurwaterjuffer is in Nederland vrijwel beperkt tot de pleistocene zandgronden en het duingebied. De soort is daar algemeen bij stilstaand water en, in mindere mate, bij zwakstromende beken en kanalen. De populatieomvang hangt samen met de aanwezigheid van drijvende waterplanten: hoe meer drijvende waterplanten, des te groter de populatie.

Bron: www.vlinderstichting.nl/libellen/overzicht-libellen/details-libel/azuurwaterjuffer