Brandgans

Barnacle goose, Branta leucopsis – Eenden (Anatidae)

Compacte gans met een onmiskenbaar uiterlijk. De brandgans is pas sinds 1984 broedvogel in Nederland. Tot het oorspronkelijke leefgebied van deze prachtig getekende, compacte gans behoren richels op kliffen en heuvels op onherbergzame plaatsen als Spitsbergen, Groenland en Noord-Rusland. In Nederland vond de brandgans ook een leefgebied dat aan de behoefte voldoet, waarschijnlijk geholpen door de aanwezigheid van ‘tamme’ brandganzen die gehouden worden in parken en tuinen. Uit deze groep ontstond een sterk groeiende populatie van niet-trekkende broedvogels.

HERKENNING
Onmiskenbare gans: zwart, wit en grijs getint. De brandgans heeft een wit gezicht met zwarte snavel en wat zwart om de ogen. Onderkant lichaam wit en wat meer grijs op de flanken, zwarte staartpunt, hals en begin romp.

GELUID
Kenmerkend kort gegak, lijkt op het keffen van een hond.

BROEDEN
Broedt vanaf eind mei in het arctische gebied. In de Nederlandse verwilderde niet-trekkende populatie vaak al eerder. Broedt in een losse kolonie, wat veiligheid oplevert in verband met het opmerken en verjagen van vijanden, zoals marters of vossen. Eén legsel per jaar, van 3-5 (bij uitzondering 6) eieren. Jongen zijn nestvlieders.

LEEFGEBIED
Akkers, graslanden, intergetijdenzone, kust, moeras, oevers, rivieren, wadden, weilanden, eilanden in het rivierengebied en in laagveengebieden. Brandganzen broeden in Nederland op een aantal vreemde plaatsen, waaronder nauwelijks begroeide eilanden. De jongen moeten dan, zodra zij hiertoe in staat zijn, naar een voedselgebied zwemmen, omdat op het broedeiland geen voedsel beschikbaar is. Brandganzen broeden ook wel in moerasbossen en rietkragen. Brandganzen die in Nederland overwinteren, broeden op de arctische toendra, vaak op een wat meer beschutte richel.

VOEDSEL
Gras en andere plantendelen.

VOGELTREK
Brandganzen zijn (gewoonlijk) trekvogels die vanuit de broedgebieden in het hoge noorden trekken naar Schotland en Ierland, Nederland en de omliggende landen. Vogels die bij ons overwinteren, zijn vooral afkomstig van Nova Zembla en Zweden. Overwinteraars komen hier aan in december en verlaten onze streken gewoonlijk in maart. De laatste jaren lijken – als gevolg van een hogere predatiedruk in vooral Zweden – brandganzen wat langer hier te blijven en in kortere tijd terug te vliegen naar de broedgebieden. In Noorwegen zijn vliegsnelheden van 80-85 km per uur vastgesteld. Brandganzen vliegen op trek vaak lager dan andere ganzensoorten. In Nederland heeft zich de laatste decennia ook een – sterk groeiende – populatie niet-trekkende broedende brandganzen gevestigd.

https://www.vogelbescherming.nl/ontdek-vogels/kennis-over-vogels/vogelgids/