Kluut

Pied Avocet, Recurvirostra avosetta – Kluten (Recurvirostridae)

De kluut is uniek door zijn opvallende zwart-witte verenkleed, lange poten en zijn opgewipte snavel. Hiermee zeeft hij door het slik om bijvoorbeeld wormpjes en garnaaltjes te vinden. Broedt in kolonies, vooral in zoute gebieden aan de kust, maar ook in het binnenland. Als hij kuikens heeft suggereert een kluut dat hij gewond is. Hij laat dan een vleugel hangen om de aandacht van de belager af te leiden.

HERKENNING
Onmiskenbaar. Wit met opvallende zwarte tekening. Opgewipte snavel, lange lichtblauwe poten. Ook in vlucht onmiskenbaar door de zwartwitte tekening en de lange poten.

GELUID
Meestgebruikte roep luidt “kluut-kluut”, roept zijn eigen naam. Daarnaast ook een zacht gekwetter.

BROEDEN
Paartjes baltsen opvallend. Broedt meestal in kolonies. Nest een kuiltje in de grond, soms wat opvallender met een echte nestrand. Op slik, kaal weiland, akkers. Eén broedsel, 3-4 eieren. Kan na verlies nieuw legsel op tientallen km afstand maken in een nieuw nest. Eileg half april-eind juni. Broedduur 23-25 dagen, jongen zijn nestvlieders, na 35-42 dagen vliegvlug.

LEEFGEBIED
Vooral zoute milieus: slikgebieden met eilandjes met kale grond, schelpen, wat planten, kort gras, vaak met plevieren en sterns. In zoete gebieden ook op kort grasland en in open bouwland (bieten, zomergranen, aardappelen, mais). Korte vegetaties zijn essentieel. Kan zich snel ergens vestigen. Is dus een pionier, die na successie vegetatie weer verdwijnt.

VOEDSEL
Zeeft in ondiep water met maaiende bewegingen van de opgewipte snavel dierlijk voedsel uit het slik, op de tast. Vooral zeeduizendpoten (Nereïs diversicolor). Tijdens de broedtijd foerageren kluten meer door roeren en pikken. Uit feces-onderzoek is gebleken dat in de Dollard hierbij veel Corophium volutator (slijkgarnaaltjes), Copepoda (roeipootkreeftjes), Columbola (springstaarten) Ostracoda (mosselkreeftjes) worden gevangen en ook allerlei insecten en insectenlarven.

VOGELTREK
Kluten die in Nederland broeden, trekken in het najaar weg naar Zuidwest-Europa en Noordwest-Afrika, maar overwinteren steeds vaker in Nederland, in zowel de Delta als het Waddengebied. Tijdens trek sterk kustgebonden, maar wordt soms aangetroffen langs rivieren en meren in het binnenland. Vanaf februari (zachte winters) of maart (koudere winters) keren kluten terug.

https://www.vogelbescherming.nl/ontdek-vogels/kennis-over-vogels/vogelgids/