Kokmeeuw

Black-headed Gull, Chroicocephalus ridibundus – Meeuwen (Laridae)

De kokmeeuw is sterk afgenomen, maar nog steeds talrijk in Nederland. In de winter is het de kleine meeuw met koptelefoontje die je in de stad aantreft. Hij is van alle markten thuis en komt op vele manieren aan voedsel. In het voorjaar en zomer heeft de kokmeeuw een chocoladebruine kopkap. Een kokmeeuw is na twee jaar volwassen.

HERKENNING
Kleine meeuw. In de winter heeft de koptekening wat weg van een koptelefoontje, in de zomer is de kop van de volwassen vogel chocoladebruin. Lichtgrijs van boven. De voorvleugel is wit van boven, de handvleugel is van onderen donker leigrijs.

GELUID
Vooral in het voorjaar een schelle, lachende roep, met een kenmerkende “r” erin.

BROEDEN
Kolonievogel, soms met duizenden paren. Monogaam. Bouwt nest op allerlei ondergrond (moeras, duin, basaltblokken, zand); graag in vegetatie, soms op kalere plekken. Eén legsel, meestal twee of drie eieren. Legtijd eind april-mei. Broedduur 22-26 dagen. Jongen nestvlieders, vliegvlug na 35 dagen.

LEEFGEBIED
Broedt vooral in binnenland aan zoet water (randen van plassen en meren, vennen, moerassen, graslanden) maar ook wel aan de kust (kwelders, lagunen, inlagen, duinen). Zoekt in een grote verscheidenheid aan landschappen naar voedsel, maar vooral in waterrijke graslandgebieden en op wad en slik. Buiten de broedtijd vrijwel overal te vinden, vooral in boerenland en in getijdengebieden, maar ook in steden.

VOEDSEL
Opportunistisch en veelzijdig, maakt gebruik van lopen, vliegen en zwemmen om aan voedsel te komen. In broedtijd veel natuurlijk voedsel, in winter meer door mensen aangeleverd voedsel. Vooral dierlijk voedsel (regenwormen, vis, insecten, mollusken), ook afval (w.o. brood). Steelt voedsel van andere vogels (w.o. kievit, grote stern). Pikt voedsel van oppervlakte van water, prikt in wad en slik, waar veel ongewervelde zeedieren (slakjes, wormen) worden gegeten. Jaagt op vliegende mieren. Trappelt voor wormen.

VOGELTREK
Noordelijke populaties trekken, die meer naar het zuiden zijn meer standvogel of zwerven. In Nederland ’s winters veel Finse, Zweedse en Baltische kokmeeuwen, komen hier al vanaf de zomer aan. Deel Scandinavische en Baltische vogels trekt door naar West-Afrika, deel overwintert in Groot-Brittannië. Meeste overwinteraars in Spanje afkomstig uit Frankrijk en België, maar ook uit allerlei andere landen in Noord-Europa. Voorjaarstrek vanaf februari tot in april. Trekt over breed front, zowel overdag als ’s nachts, over land en over zee.

https://www.vogelbescherming.nl/ontdek-vogels/kennis-over-vogels/vogelgids/