Tureluur

Common Redshank, Tringa totanus – Strandlopers (Scolopacidae)

Rode lijst

De tureluur dankt zijn naam aan het geluid dat de vogel maakt: “tjululuu”; dat is namelijk makkelijk te vertalen naar ‘tureluur’. Hij is altijd te herkennen aan de markante felrode poten en de brede witte achterrand van de vleugels. Er is nauwelijks verschil tussen man en vrouw; het mannetje is echter zwaarder getekend en donkerder. Een niet zo algemene weidevogel, die als niet-broedvogel vooral op het wad te vinden is.

HERKENNING
Middelgrote steltloper met vrij lange rode poten en een rode basis van de vrij korte snavel. Jonge vogels hebben flets oranjegele poten. Opvallende brede witte achterrand van vleugels onderscheidt hem in vlucht van gelijkende soorten. Meest gebruikte roep is een karakteristiek, vloeiend “tju…” of “tju-lu-lu”

GELUID
Kenmerkende roep is een mooi, fluitend “tluu…”, vaak twee-, driemaal herhaald. Balts bestaat uit variatie op roep, in serie voorgedragen. Alarmroep is veel scheller “tuuk!”

BROEDEN
Territoriaal en monogaam, maar paren kunnen dicht bij elkaar broeden, in half-kolonies. Nest op grond, meestal goed verborgen tegen een pol gras; vouwt gras over het nest. Legtijd april-juni (in het noorden). Eén broedsel, meestal vier eieren. Broedduur: 23-24 dagen, beide geslachten broeden. Jongen zijn nestvlieders en worden door beide ouders gehoed, maar vaak alleen door het mannetje; vaak ook splitst de familie zich. Jongen vliegvlug na 23-25 dagen.

LEEFGEBIED
Vochtige, kruidenrijke, laat gemaaide graslanden met een pollige structuur en veel slootjes, greppels en plasdras; kwelders; natte, open duinvalleien, heiden en venen. Buiten de broedtijd vooral in zoute milieus, in getijdengebieden (Waddenzee, Delta), maar ook in ondiepe plassen en slikjes in het binnenland.

VOEDSEL
In de broedtijd vooral wormen, insecten, spinnen. Buiten de broedtijd ook mollusken (wadslakjes), kreeftachtigen (vlokreeftjes), ook wel kleine visjes en kikkervisjes.

VOGELTREK
Grotendeels trekvogel, maar deel IJslandse en West-Europese tureluurs nagenoeg standvogel. Noord-Scandinavische en Russische populaties trekken verst naar het zuiden (West-Afrika); IJslandse populatie overwintert vooral in West-Europa (Waddenzee). Trek over breed front en via de kust naar ZZW, wellicht ook over de Sahara naar West-Afrika. Voorjaarstrek van maart – april tot diep in mei (noordelijke broedvogels, als Nederlandse al volop broeden). Najaarstrek van juli tot in september. Trekt vooral ’s nachts, in voorjaar ook overdag.

https://www.vogelbescherming.nl/ontdek-vogels/kennis-over-vogels/vogelgids/